Bezoek aan een cacao plantage

Maria wilde graag een cacao plantage bezoeken. Zij wilde gegevens verzamelen voor echtgenoot Herbert in verband met zijn ‘Fairtrade’ activiteiten in Noorwegen. Wij, oma en opa, hadden al eerder een bezoek gebracht aan de plantage van de ‘administrator’. De ‘administrator’ heeft in het verleden, in opdracht van de regering, land toegewezen aan de arme bevolking van Nsoatre. Tijdens de periode dat Solo studeerde aan de universiteit heeft hij leiding gegeven aan de dagopvang van de stichting.

De plantage heeft een grootte van 32 hectare en naast cacao zijn er gedeelten met sinaasappel- mandarijn- citroen- en limoenbomen.  Verder is er land met planteen, bananen, yam en cassave. Er werken 10 mannen, elk ca 6 uur per dag. Op de plantage is een nederzetting, een klein dorpje, waar deze werkers met hun gezinnen wonen. Ook
de vrouwen werken mee. Niet alle werkers zijn getrouwd, de jongere kinderen liepen rond en de oudere kinderen waren naar school in Kwabenakuma.

We delen poloshirts uit aan de mannen en vrouwen en verder geven we tassen met mannen-, vrouwen- en kinderkleding af die ze zelf verdelen. De kleinere kinderen worden ter plaatse voorzien van diverse sets kleertjes.

Wij krijgen cacaovruchten, mandarijnen en sinaasappelen. Wanneer je de grote cacaovruchten doorsnijdt zie je de boontjes zitten. De boontjes hebben een witpluizig omhulsel welke een heerlijke frisse  smaak hebben. Je zuigt op het boontje maar eet het boontje niet op, dat gooi je weg. Het zijn deze boontjes die de basis zijn van de cacao.

Het duurt ongeveer 3 jaar voor een boom voor de eerste keer geoogst kan worden, een boom kan wel meer dan 100 jaar oud worden, en geeft vrijwel elk jaar oogst. Gemiddeld kan er 3x per jaar geoogst worden maar er is maar 1 hoofd oogst en dat is tussen oktober en december.

Per oogst kunnen er ongeveer 10 zakken met 64 kg gedroogde cacaoboontjes gevuld worden op deze plantage. Dit is in het hoogseizoen, de andere oogsten zijn wat minder.

 

Elke zak is dus 64 kilo, goede kwaliteit bonen (wat afhankelijk is van zowel de bemesting, de manier waarop je ze verzorgd, en hoe je ze droogt) zijn zwaarder, en dus is je zak eerder 64 kilo. Voor 1 zak van 64 kilo ontvangt de boer 200 Gh¢, ca €100,–.

De plukkers krijgen geen uur- of aandloon, maar 1/3 van de opbrengst wordt verdeeld onder de werkers, 2/3 gedeelte gaat naar de
eigenaar van de plantage.

Een snelle berekening :

Zeg dat er in het hoogseizoen 10 zakken worden gevuld, en de andere 2 x 5 zakken.

Totaal 20 zakken x 100 euro = 2000 euro per jaar.
Gedeeld door 3 is dit dus 666 euro voor de werkers, en met 10 werkers is dit dus 66 euro per jaar per persoon of gezin.

Stop je een cacaoboon in de grond dan duurt het 2-8 jaar voor er een boom met vruchten staat.

Er zijn hier 2 soorten bomen, de snelle en de langzame.

De snelle noemen ze hier AkƆkora bƐ di, wat betekent: “old man can plant and get the yields to sell for money and spend before death” Deze groeit in 2-3 jaar.

De langzame noemen ze AbranteƐ bƐ di, wat betekent: “young man can plant and get the yields to sell for money and spend before death” Deze groeit in 6-8 jaar.

Het proces van cacaovrucht tot verkoopbare boon verloopt als volgt:

Plukken, openen, bonen eruit halen, bonen op planteenbladeren leggen en goed ermee toedekken zodat er zo weinig mogelijk ongedierte en regen bij kan.

Zeven dagen laten liggen (fermenteren), matten op tafels leggen, cacaobonen erop uitspreiden (tot wel 10x per dag worden de bonen even met de hand door elkaar gehusseld en verspreid, om alles zo goed mogelijk te laten drogen), slechte bonen worden eruit gehaald, 1 week zo laten liggen, (bij regen worden de bonen snel toegedekt met planteenbladeren, eventueel platen en takken er bovenop – als de bonen nat worden, begint het droogproces opnieuw in principe, maar de bonen hoeven gelukkig niet meteen weggedaan te worden als ze nat worden, ze worden er niet slecht van, alleen nat).

Als de bonen goed gedroogd zijn, worden ze naar een centrale plek gebracht waar het verder verwerkt wordt. Er zijn veel van deze centrale plekken, bijv. in Kwabenakuma.

Op de terugweg delen we nog wat kleertjes en
knuffels uit voor kleine kinderen. Ook worden de laatste twee poloshirts die we bij ons hebben uitgedeeld.

 

 

 

 

 

Onderweg komen we een jonge moeder met een jerrycan
op haar hoofd, een baby’tje op haar rug en een klein kindje aan haar hand tegen. Voor de kinderen gaven we enkele sets kleding en Maria wilde het baby’tje
vasthouden, dat mocht maar de moeder was heel angstig. Solo legde snel uit dat ze niet bang hoefde te zijn want dat Maria het baby’tje weer terug zou geven.
Blij vervolgde de moeder haar weg, maar nu met een zak met kleding erbij.

 

 

 

Tenslotte kwamen we langs een klein dorpje waar we de laatste kinderkleding en knuffels die we bij ons hadden uitdeelden. Het bleek dat er in dit dorpje een babytweeling was. Gelukkig hadden we nog babykleertjes zodat ook deze moeder kon worden blij gemaakt.

Teruggekomen vertelden Christine en Marthe, die niet meegegaan waren, dat ze aan alle kinderen van groep 1 en 2 van de dagopvang (ruim 180 kinderen) sokjes hadden gegeven. Verder hadden ze aan de twee klassen van groep 3 nieuwe liedjes geleerd. Dus ook hun morgen was goed besteed.